Reductie fungicidengebruik bij Flakkee-wortelen lijkt haalbaar
Het aantal fungicidebehandelingen reduceren in de teelt van Flakkee-wortelen hoeft niet nadelig te zijn voor de productie.
In 2018 bleek dat alle standaardrassen Flakkee-wortelen gevoelig zijn voor Alternaria. Het nieuwe ras Extremo, dat een hoge resistentie zou hebben tegen Alternaria, bleek vorig jaar niet toleranter dan de referentierassen. Het aantal fungicidebehandelingen reduceren in de teelt van Flakkee-wortelen hoeft niet nadelig te zijn voor de productie. Een belangrijke voorwaarde is wel dat de behandelingen bij het begin van de aantasting worden gepositioneerd.
De eerste twee jaar van het ECOPAD-project hebben we de gevoeligheid van vijf Flakkee-wortelrassen voor bladziekten onderzocht. Muleta (Clause) bleek tolerant voor echte meeldauw. Maxima (Agri Semences) en Karotan (Rijk Zwaan) bleken matig gevoelig voor echte meeldauw, en Komarno (Bejo) en Blanes (Bejo) erg gevoelig. Alle geteste rassen waren daarenboven gevoelig voor Alternaria. Vorig najaar is ook Extremo (Vilmorin), een variëteit die in 2019 in de catalogus is opgenomen met een hoge resistentie tegen Alternaria, onderzocht. Maar het ras bleek niet toleranter voor Alternaria dan de referentierassen
We startten vorig jaar ook met het bepalen van het effect van bladziekten op de productiviteit van de verschillende rassen bij afwezigheid van fungicidebehandelingen. De minopbrengst door het weglaten van fungiciden wordt geschat op 20-25% op basis van de proeven van 2018. In 2019 bekeken we de mogelijkheden van het reduceren van het aantal behandelingen.
Extremo niet toleranter voor Alternaria
De toevoeging van het ras Extremo aan het rassenaanbod lijkt een goede gelegenheid om te proberen het fungicidegebruik in de teelt van Flakkee-wortelen te verminderen. Bij de drie partners van het project (PCG, UNILET, CARAH), werd een proef aangelegd om de resistentie van Extremo te verifiëren en te vergelijken met twee variëteiten waarvan het gedrag ten opzichte van bladziekten gekend is.
De proef bij UNILET toonde een matige aantasting van Alternaria op het einde van de teelt (Tabel 1). Bij CARAH was de aantasting beperkt. Deze context was dus niet bevorderlijk voor een duidelijk onderscheid tussen de objecten. Toch lijkt het erop dat Extremo geen betere tolerantie heeft dan de referentierassen. In het onbehandelde object lag de aantasting bij Extremo erg dicht bij die van Muleta. We zagen ook een duidelijke invloed van de fungicidebehandelingen.
Minder behandelingen mogelijk
In de proef van het PCG waren geen symptomen van Alternaria aanwezig. Het klimaat was er wel bevorderlijk voor echte meeldauw (Tabel 2). Op Extremo verscheen de ziekte later dan op Komarno, een ras waarvan bekend is dat het gevoelig is. Maar midden november was de aantasting bij beide rassen vergelijkbaar. In deze proef was het effect van de fungicidebehandelingen aanzienlijk. Er was echter geen duidelijk verschil tussen de verschillende schema’s, wat aantoont dat een reductie in deze context mogelijk is.
Duidelijk opbrengstverlies zonder fungiciden
2019 werd gekenmerkt door gelijkaardige of betere opbrengsten dan gewoonlijk, en dat op alle proeflocaties (Tabel 3). De verschillen tussen onbehandelde en behandelde objecten kwamen overeen in zowel de Franse (UNILET) als de Vlaamse (PCG) proef: 15-28% opbrengstverlies wanneer geen fungiciden werden toegepast. In Wallonië (CARAH) hadden de behandelingen geen invloed op de opbrengst van het referentieras Muleta maar bij Extremo onbehandeld viel de opbrengst wel 18% lager uit.
Reductie van 40 tot 50% niet nadelig voor productie
Deze resultaten tonen het belang aan van fungicidebehandelingen om de opbrengst met de huidige rassen te behouden. In deze proeven bleek een reductie van het aantal behandelingen met 40% (drie behandelingen in plaats van vijf) tot 50% (vijf behandelingen aan halve dosis) echter niet nadelig voor de productie, op voorwaarde dat de behandelingen bij het begin van de aantasting werden gepositioneerd.
Vergelijking van behandelingsfrequentie en nawerking
Figuur 1 is de synthese van twee andere proeven uitgevoerd in Aisne (UNILET) en in Kruishoutem (PCG) met hetzelfde protocol. De behandelingen werden systematisch uitgevoerd met hetzelfde fungicide om verschillen in werkzaamheid of persistentie te voorkomen en om alleen het effect van de snelheid en de duur van de bescherming te vergelijken. De eerste behandeling werd geplaatst bij het sluiten van de rijen. Vervolgens werd de behandeling om de 14 tot 21 dagen herhaald, afhankelijk van het object, met een totaal van twee tot vijf behandelingen.
Bij het onbehandelde object was 27% van het bladoppervlak aangetast (combinatie van Alternaria en echte meeldauw), wat een aanzienlijke aantasting is. De opbrengst werd daardoor met 28% gereduceerd. Het beste object wat betreft productie was dat met vijf behandelingen die met een interval van 14 dagen werden toegepast. Met hetzelfde interval leidde de verlaging naar vier, drie en twee behandelingen slechts tot een lichte reductie van de opbrengst (minder dan 10% productieverlies).
Bij toename van het interval tussen de behandelingen, van 14 naar 21 dagen, vermindert bovendien de werkzaamheid van de fungiciden (voor hetzelfde aantal behandelingen). De opbrengstverliezen zijn wel weer beperkt. De resultaten suggereren dat het interval tussen de behandelingen niet te lang moet zijn: eerder twee dan drie weken, afhankelijk van de druk.
Ook reductie mogelijk bij Amsterdamse Bak wortelen
Dezelfde studie werd uitgevoerd op Amsterdamse Bak wortelen tijdens drie proefjaren in de regio Hauts-de-France. De belangrijkste variëteiten die voor de verwerking worden gebruikt, zijn geëvalueerd: ABK, Amfine, Amrola, Maxi, Salto, Solo.
Slechts één jaar op drie was er een duidelijke aantasting van Alternaria en er konden slechts heel beperkt symptomen van echte meeldauw worden waargenomen. Nochtans werden de proefpercelen gekozen vanwege het hoge aantastingsrisico. Dit bewijst dus dat de aanwezigheid van deze bladziekten zeldzaam is in de korte teelt van Amsterdamse Bak wortelen in de regio Hauts-de-France.
Alle variëteiten leken gevoelig te zijn voor Alternaria, maar niet alle variëteiten hadden baat bij fungicidebehandelingen. In geval van hoge druk werd 8 tot 15% opbrengstverlies waargenomen, behalve bij ABK en Amrola. Deze twee variëteiten hebben helemaal geen baat bij een interventie met fungiciden. Als er geen risico is op Sclerotinia, dan lijkt bij Amsterdamse Bak wortelen een vermindering (of zelfs het weglaten) van fungicidebehandelingen haalbaar zonder dat dit gevolgen heeft voor de oogst.
UNILET, Dury
A. Moreul & M. Legrand
PCG, Kruishoutem
A. Tack
CARAH, Aat
H. Wera